BITCHES BREW 16.01.2021 20-22u. SPIRITUAL JAZZ
BITCHES BREW #62 17.4.2021 20-22u HOLLAND
‘
‘The Most Beautiful Sound Next to Silence’ is het motto van ECM, het onafhankelijke platenlabel uit München, gesticht in 1969 door Manfred Eicher, die ook de meerderheid van de uitgebrachte albums heeft geproduced. In totaal heeft ECM zo’n 1.600 opnames uitgebracht, tot nu toe en nog steeds verder doend. De geluidskwaliteit is ongeëvenaard en benadert de perfectie, zoals die op tape wordt gezet door sound engineers als Martin Wieland – in Tonstudio Bauer in Ludwigsburg – en Jan-Erik Kongshaug – in de Rainbow Studio in Oslo. Het eerste album was er één van Mal Waldron, de Amerikaanse pianist die lang in Brussel heeft gewoond, ‘Free At Last’. En de titel zegt veel. Manfred Eicher sluit met de meeste van zijn muzikanten geen contract af, maar doe alles in afspraak en een handshake, gewoon op vertrouwen, je moet het maar doen … Grote namen als Chick Corea, Charles Lloyd, Jan Garbarek, Dave Holland, Bill Frisell, John Abercrombie … gingen met ECM in zee. Hun grootste ster is ongetwijfeld Keith Jarrett, met zijn ongezien succesvol album, ‘The Köln Concert’, die zo maar eventjes 3.500.000 exemplaren verzette. Dank zij dit soort hits, kan Eicher zo goed als opnemen en uitbrengen wie en wat hij wil. En dat de jazz-liefhebbers dat wel zien zitten, blijkt uit de vele awards die het label kreeg. Om maar iets te zeggen: tussen 2008 en 2017 werd het 9 keer verkozen als Label Van Het Jaar uitgekozen ! Vanavond, dus muziek van CHICK COREA, EGBERTO GISMONTI, KEITH JARRETT, JON HASSELL, JACK DEJOHNETTE, EBERHARD WEBER en CHARLES LLOYD.
Meer zien: Sounds And Silence – Travels with Manfred Eicher, een documentaire over ECM en de man erachter, van Peter Guyer en Norbert Wiedmer, uitgebracht in 2015.
BITCHES BREW 2.1.2021 lijstjes … 20-22u
Bij de jaarwisseling zijn ze obligaat: lijstjes met wat opviel in het afgelopen jaar. Zijn ze nodig ? Nee, het lijkt vooral een media-opvul fenomeen. Zijn ze nuttig ? Ja, dat soms wel. Neem nu de Elektronica 106-lijst die vorige week zondag werd voorgesteld. Die geeft u een prima basis om elektronische muziek te verkennen, zeker die na 1975. Mij geeft het ook de gelegenheid om dingen te laten horen, die wegens tijdsgebrek vooral, niet aan bod kwamen. Dus vandaag, ook aan de hand van enkele overzichten in tijdschriften – Mojo, Down Beat, Jazz Magazine … – muziek die u, in Bitches Brew dan toch, nog niet gehoord hebt: Jeff Parker, Nubya Garcia, Toots & The Maytals, Tony Allen, Moses Sumney, Christian Scott a Tunde Adjuah, Terje Rypdal, Matthew Halsall, Maria Schneider …
BITCHES BREW 26.12.2020 – 20-22u – Hendrix en Miles en de plaat die er niet kwam.
Het is misschien een urban legend maar Jimi Hendrix en Miles Davis schijnen elkaar voor het eerst ontmoet te hebben in 1969 in een kapsalon, dat van James Finney, in Harlem. Jimi hield van zijn haar en Miles hield van Jimi’s haar. Zo zou het allemaal begonnen zijn. Hun muziek zat natuurlijk al onder dat haar in hun hoofd rond te tollen: Hendrix stond aan de top in de pop muziek en Miles had net een revolutie in de jazz ontketend. Miles en Jimi begonnen, samen met hun vriendinnen, uit te gaan. Ze gingen naar bars en amuseerden zich kostelijk. “Ze gaven ons een tafel in de hoek, en ze schermden ons zelfs af met een gordijn zodat we een joint konden roken. Ze schonken ons wijn en zetten Jimi’s muziek op ”, herinnert een ex- van de gitarist zich over één van hun bezoeken aan het exclusieve Small’s Paradise, een trendy nachtclub in Harlem.
BITCHES BREW 19.12.2020 20-22u
Zo besprak Wilfried Devijvere in augustus 1970 in de ‘Spectator’, de toenmalige zaterdagbijlage van de Gentse krant Nieuwe Gids de derde elpee – een dubbele, toen nog zeldzaam – van SOFT MACHINE, de Engelse psychedelische rock-jazz groep: (…) De muziek van Sof Machine is moeilijke muziek. Maar toch ontzettend knap gespeeld, met free-paasages en de neergeschreven gedeelten volmaakt met mekaar in evenwicht. In feite is dit een jazzplaat die op gelijke hoogte staat als bv. de jongste LP’s van Miles Davis. De Soft Machine onderscheidt zich nauwelijks van een jazzgroep, alleen misschien in het gebruik van grote Marshall-versterkers en enige elektronische middelen uit de musique concrète. Komt daar nog bij dat de Soft Machine langs het popcircuit bekend is geworden, dus we hebben hier misschien het volmaakte voorbeeld van een groep die alle moderne muziekstromingen in zich verenigt. Een special woordje dient gezegd over de muzikanten. Drummer Robert Wyatt is een van de bekwaamste Engelse drummers van het ogenblik: hij speelt met een lagag-bij-degrondse sound en zijn timing is bijzonder perfedt. Orgelist/pianist Mike Ratledge is een man die zich niet in het minst heeft laten beïnvloeden door mensen als Jimmy McGriff of Jimmy Smith: hij heeft een vokomen eigen stijl die enig kan genoemd wordenin het jazz- en het popveld. Bassist Hught Hopper completeert de groep op ideale wijze en zorgt ervoor datde soft Machine één van de meest ’together’ groepen is die er bestaan. (…) Het tweede werkstuk ‘Slightly All the Time’ klinkt aanvankelijk als een meesterwerk uit de coo-jazz, maar wordt later gekenmerkt door een ingewikkeld maatgebruik: 9/8, 7/4 enz. Ook hier valt het onzettend knappe drum-werk van Robert Wyatt op. (…)
Dat stuk krijgt u te horen, zo halfweg de uitzending, met vlak erna, nog iets zeldzamer, een mammoet-big-band bestaande uit 50 Engelse muzikanten, CENTIPEDE – of 100 voeten, weet je wel – met het tweede deel van een door Keith Tippett geschreven gigantische compositie, Septober Energy, opgenomen in november 1970, geproduceerd door Robert Fripp én ook met drummer Robert Wyatt.
Britse Jazz, dus , vanavond, met VICTOR FELDMAN, DIZZY REECE, JOE HARRIOTT, JOHN McLAUGHLIN, JOHN SURMAN, DAVE HOLLAND en MATTHEW HALSALL AND THE GONDWANA ORCHESTRA.
BITCHES BREW REMOTE 12.12.2020 20-22U
San Francisco, het Uiterste Westen, is altijd al een rebelse vrijhaven geweest voor artistieke en politieke andersdenkendheid, ook al lang voor het ontstaan rond 1965 van de ‘hippie cultuur’, die haar luidste spreekbuis vond in tientallen lokale popgroepen. Dat lokale fenomeen had, gedurende enkele maanden in 1967, een buitengewone internationale impact, wanneer groepen als The Charlatans, Jefferson Airplane, Country Joe & The Fish contracten tekenden met de grote platenlabels en Scott McKenzie verkocht miljoenen exemplaren van zijn erzats-hippie liedje, ‘San Francisco (Be Sure to Wear Some Flowers in Your Hair)’. De ’tegencultuur’ van de stad werd het onderwerp voor ontelbare tijdschriftartikels en televisieprogramma’s. Daar bovenop, en vanuit ons standpunt veruit het belangrijkste, werd de ‘psychedelische’ muziek van San Francisco dé inspiratiebron voor vele muzikanten in Amerika en Europa, om aan het experimenteren te slaan met de tot dan toe grotendeels pretentieloze amusementsmuziek, die pop was.
In 1965, onderging de stad de creatieve rimpelingen die de Britse invasie en de nieuwe Amerikaanse rock van The Byrds en The Lovin’ Spoonful veroorzaakten. In de Longshoreman’s Hall werden de eerste dansfeesten georganiseerd door de Family Dog, een community organisatie, waarbij bovengenoemde groepen en andere, zoals The Warlocks (later, Grateful Dead), Great Society (met Grace Slick), Big Brother & The Holding Company (pre-Janis Joplin nog) op het podium stonden met een mengelmoes van blues, folk, beat en jazz.
Een Zwitserse scheikundige, Albert Hoffman, had in 1938 LSD, een hallucinogeen middel, ontdekt. Door de CIA werd het in de vijftiger jaren gebruikt voor brein-experimenten. In 1965 was die drug nog niet illegaal in Californië en al vlug was de invloed van haar apostelen, waaronder Ken Kesey, de schrijver van ‘One Flew Over The Cuckoo’s Nest’, ironisch genoeg een veteraan van die CIA-testen, doorgedrongen tot de muziekscene. The Grateful Dead ontwikkelden hun lange, meanderende improvisaties als een muzikaal equivalent van zo’n LSD-trip, terwijl Jefferson Airplane een grote hit had met ‘White Rabbit’, ook al een dunnetjes verdoken drugsong. Nauw verbonden met die dansfeesten waren de exuberante poster-kunst en de spectaculaire light-shows, die allebei ook verwezen naar die ‘geestesverruimende’ ervaringen.
In januari 1967 was er het eerste grote outdoor-evenement, The Human Be-In, in het Golden Gate Park, dat de inspiratiebron was voor het Monterey Pop Festival, in juni in de buurt van Big Sur, toen de San Francisco-bands voor het eerst verschenen buiten hun geboortestad. En in San Francisco zelf, was er Bill Graham, die in WO 2 als Duits-Joodse weesjongen in de USA was terecht gekomen, die een balzaal omvormde tot een concertzaal, het legendarische Fillmore Auditorium. Daarmee schreef hij geschiedenis, en al zeker toen hij de Carousell Ballroom overnam van de rockgroepen, die het eerst zelf geprobeerd hadden. Helaas hadden ze moeten vaststellen dat ze niet van het juiste hout gesneden waren, om alle saaie beslommeringen die daarbij kwamen kijken, het hoofd te bieden. Dat werd de legendarische Fillmore West. Graham opende ook een concertzaal op de East Coast, in Greenwich Village in NYC: de Fillmore East. Beide zalen waren maar kort open tot midden 1971, maar toch zouden ze de kiem worden van het tegenwoordige concertleven in de pop en rockmuziek, dat nu een miljarden industrie geworden is, for better or for worse …
Vanavond, in Bitches Brew, richten we de concertspot op de podia van beide zalen, met muziek van Jefferson Airplane, Grateful Dead, Quicksilver Messenger Service, Michael Bloomfield, Taj Mahal, The Nice, John Mayall, Neil Young en ja, ook Miles Davis dus, die herhaaldelijk, zowel op de East als de West Coast, de Fillmore’s rockte en jazzde …
Meer lezen: Barry Miles – Hippie (2003, Cassell Illustrated, London), een rijk geïllustreerd werk met een chronologisch overzicht van jaren 1965 tot 1971, en Tom Wolfe – The Electric Kool-Aid Acid Test (1968, Bantam Books), een literair ervaringsverslag door de uitvinder van het New Journalism. Meer horen: ‘Grateful Dead, Dick’s Picks Vol. 4, Fillmore East – February 1970′, de Dead in full psychedelic flight. Meer zien: ‘Fillmore – The Last Days‘, uit 1971, met Bill Graham, Santana, Hot Tuna, Grateful Dead en andere SF-groepen, op YT
BITCHES BREW 43 remote vanuit Studio Bookworm 5.12.2020 20-22u
De beroemste jazzclub ter wereld, en misschien zelfs de langst bestaande, is zonder enige twijfel, de Village Vanguard op de 7th Avenue South, in hartje Greenwich Village, NYC. Het zicht zowel buiten als binnen valt wat tegen: is het dat maar … Maar, net zoals bij de jazz zelf, gaat het om de sound van deze room. En die is, nogal mysterieus, uniek. Het is een beetje zoals in de auto, alles klinkt daar ook beter. Eigenaar Max Gordon opende de deuren van de club in 1935, als The Golden Triangle, en dit omdat de vorm ervan een driehoek, gelijkbenig voor de liefhebbers, is en in de top is een minuscuul podiumpje. In het begin waren het vooral folkmuziek en poëzie-lezingen die volk moesten binnentrekken. Maar op zondagnamiddag waren er jam-sessies die aldra schoon(der) volk aan lokten, zoals daar waren, Lester Young, Ben Webster, Roy Eldrigde … de solisten, dus, van de toen immens populaire swing bands, die achter hun uren, nog wel eens een vrije noot of 2,3 wilden blazen. En, naarmate de kleinere – en dus, ook goedkopere – bop groepjes in de oorlogsjaren en vlak erna, de kaas van tussen de swingboterham stalen, begon de VV ook meer en meer moderne jazz te programmeren.
In 1957 zag Max het licht, en maakte hij was, helemaal en de folkniks en de beatpoets mochten de rug rechten en ophoepelen. Meteen erna had de eigenaar ook het geluk dat Sonny Rollins, de saxofoon-kolos, er met een trio, enkel met bass en drums dus, een 33cm-vynilschijf wou opnemen. Toen in de jaren erna, ook Bill Evans en John Coltrane er, op zijn zachtst geschreven, baanbrekende opnames maakten, was het hek van de dam. De VV werd dé plek waar men zijn ‘definitieve’ live-ding kon doen …
En het moet gezegd, die klank, bij Bill Evans hoor je zelfs de ijsblokjes in de whisky tingelen (!), is miraculeus. Onze Miles is nooit, hoewel er tientallen, van elders club-tapes, door fans stiekem opgenomen, bestaan, vastgelegd in de VV. Behalve die ene keer, in 1981, toen hij onverwacht – hij was al meer dan 5 jaar verdwenen – verscheen en een 8 minuten lang bij de houseband van Mel Lewis, de drummer, soleerde. Die opname hebben we, maar ’t is voor een andere keer … de kwaliteit is afreus, en we durven dus nog niet goed … Alles op zijn tijd.
Maar, wees blij en opgewekt na Radio Klebnikov, u krijgt veel ander lekkers te horen: de reeds genoemden, Sonny R, Bill E en John C, en nog een hele resem anderen: Woody Shaw, Bill Frisell, Brad Mehldau, Ambrose Akinmusire en Gerald Clayton, de voorlopig laatste jazz-er die net een uitstekende Happening – Live At The Village Vanguard-album uitbracht.
Het laatste nieuws is dat de VV, die voorheen nog nooit gesloten was, zelfs niet tijdens de naweeën van 9/11, geloof ik, voor CV toch door de knieën moest, maar nu als een ster herrezen is, en zelfs nu live-gestreamd wordt ! Rekening houdende met het tijdverschil, zal zo het quartet van Christian McBride met de onvolprezen Nasheet Waits op drums, vanavond, na uw voorbereiding tijdens dit Bitches Brew air-shot, zo omstreeks 5AM de web-ether opvrolijken. Let wel: het is niet gratis, het kost u zo’n 10 U$, maar dat lijkt me, in deze stormachtige tijden, best billijk.
Volgende week: aandacht voor de nieuwe Mojo, met een beetje een jaaroverzicht – elke reden is goed om Bob Dylan eens te laten horen, zou ik zo zeggen – en 2 andere grotere, belangrijke concert- en opname-plekken, de Fillmore West, in San Francisco, en de Fillmore East, in New York, slechts kort bestaan, maar toch de kiem voor de huidige concert-scene.
Meer lezen: Max Gordon – Live At The Village Vanguard (1980 – Da Capo Press, NYC), het levensverhaal van de stichter en eigenaar, met kostelijke hoofdstukken over Miles en Charles Mingus.
Meer luisteren: John Coltrane, The Complete 1961 Village Vanguard Recordings (1997 -MCA/GRP – Impulse), het mooi uitgegeven audio-verslag van het vooruit-kijkend, risico-nemend experiment door de (uitgebreide) eerste, eigen groep van de saxofonist, met Eric Dolphy in hemel-bestormende vorm.
Meer zien: het Ravi Coltrane Quartet, Live at the Village Vanguard op 13.10.2013, de zoon van mét het talent, met David Virelles en Johnatan Blake, op YT.
BITCHES BREW 42 remote 28.11.20
Miles was geen groot opera-liefhebber, maar hij heeft er toch één opgenomen: een instrumentale versie, met arrangementen van Gil Evans, van ‘Porgy & Bess’, een werk van George Gershwin uit 1935. Hij heeft het nooit live uitgevoerd, maar na zijn ‘comeback’ in 1981 gebruikte hij wel 1 thema, nl. ‘My Man’s Gone Now’ als uitgangpunt voor een funky-reggae work-out op het live-album ‘We Want Miles’.
En daarmee zijn we vertrokken voor een live versie van de rock-opera ‘Tommy’ van The Who. Nadat Pete Townsend al zijn creativiteit en inventie in de single ‘I Can See For Miles’ uit 1967 had gestoken, bleek de schijf geen verkoopsucces in de UK. De groep kwam tot het inzicht dat de tijd van 45 rpm’s voorbij was, en moesten, wilden ze relevant blijven in het Post-Pepper Tijdperk, overstappen naar de long-playing record, in de volksmond, de elpee, dus. Terzelfdertijd was Townsend in contact gekomen met de teachings van Meher Baba, een Indiase guru. Die had zich in 1925 zichzelf het zwijgen opgelegd en bleef zijn mond houden tot hij stierf ! Niettemin legde hij contact met talloze volgelingen bij middel van een alfabetbord en specifieke handbewegingen, die hij terzake uitvond. Het zou ons te ver leiden om hier in te gaan om de ideeën van de Baba, maar om er toch iets over te zeggen: het gevleugelde ‘Don’t Worry, Be Happy’ zou van hem zijn …
Townsend stelde zich als doel om de gedachten van de guru in popmuziek om te zetten, en dat werd dan ‘Tommy‘, de eerste as-such genoemde rock-opera. Het verhaal van Tommy kunt u nalezen op de nederlandstalige Wikipedia, en ligt trouwens ook niet écht vast. Wat dat wel is, is de exuberante creativiteit en de explosieve sound van Pete Townsend, Roger Daltrey, John Entwistle en Keith Moon. Het werd dan ook een weergaloos succes nadat het dubbelalbum in een elegant hoesontwerp werd uitgebracht in mei 1969. De Tommy tournee, meer dan 1 1/2 jaar lang, en die o.a. ook op Woodstock weerklonk, zette The Who als één van de belangrijkste popgroepen op de kaart . Op dat moment wellicht dé meest dynamische, na het uiteenvallen van The Beatles.
Er bestaan 3 volledige live-opnames van de opera tijdens die tournee: de vroegste van het concert in Ottawa, in september, de laatste van op het Isle Of Wight Festival, in augustus 1970, maar wij kiezen voor die van 14 februari 1970, jawel, van hetzelfde optreden dat The Who gaven in wat toen de kantine was van de Leeds University. Het resultaat ‘Live At Leeds’ is o.a. door het blad Rolling Stone tot beste live-album aller tijden gebombardeerd. Maar dat gaf slechts een klein deeltje van het geheel prijs: vananvond hoort u de complete uitvoering van Tommy, die pas vele jaren later werd uitgebracht. Enjoy !
We chillen na de pure rockenergie van Pete Townsend en zijn kornuiten, met recente M-Base jazz van David Gilmore en Steve Coleman, iemand waar we dringend wat meer aandacht aan moeten besteden.
BITCHES BREW 41 REMOTE 21.11.2020
Remote betekent dat we ons programma niet live kunnen uitzenden wegens CV. Het is dus behelpen met een oude laptop, dito studio-software en een 40-jaar oude klein-maar-fijn Sony stereo-microfoontje, dat we ooit cado kregen van een vriendelijke traveller: een beetje primitief en amateuristisch maar op free-format Scorpio kan dat npg, en nu ik zelf kan luisteren, hoor ik toch wel dat de muziek goed doorkomt, en daar is het in onze 2 uur toch om te doen.
Vandaag, en zolang de lockdown ook voor de beroepsmuzikanten verder duurt, veel live muziek. De eerste track is, zoals steeds, Miles. Een ontketenend ‘So What‘, met John Coltrane voor de laatste keer, in april 1960 in Scheveningen, vlak bij de zee, en beiden gaan er behoorlijk tegenaan. Zodanig zelfs dat Trane bij het middernacht optreden diezelfde dag in het Concertgebouw van Amsterdam, er een beetje doorzat. Hij had alles al gegeven een paar uur vroeger.
Coltrane heeft uiteraard een flinke dosis vrijheid toegevoegd aan de moderne jazz, maar dat deed hij ook in de popmuziek van die tijd. Dat hoort u zelfs in grote hits zoals ‘Eight Miles High‘ van de West Coast band, The Byrds. En de betreurde Duane Allman legde zijn speelstijl ook uit met te verwijzen naar ‘Kind Of Blue’ van Miles met Coltrane. Dat wordt duidelijk in de 5 zeer verschillende versies die we u voorschotelen van ‘In Memory of Elizabeth Reed’, het schitterende thema geschreven door Dickey Betts, de andere lead-gitarist van The Allman Brothers. Door de tijd heen, hoor je hoe de song zich ontwikkelt en uitgebreid wordt met geimproviseerde solos van de gitaren en de Hammon B-3, en ritmepatronen door de bassist en de twee (!) drummers. Eerst de mooie originele 6′-versie uit 1970, dan een half-mislukte experiment van 12 maart 1971 uit de legendarische Fillmore East, om vervolgens te revancheren met de klassieke definitieve versie van dag erop. Na het verongelukken van Duane en Berry Oakley, de bassist, neemt de band een lichte bocht richting jazz-fusion: u hoort een lange, prachtig-melancholieke work-out van 26 september 1973 uit de Winterland in San Francisco. Wijzelf zagen dezelfde bezetting mét ook IMOER, op het eerste Knebworth Park Festival, in het rurale Hertfordshire, even ten noorden van London, in de zomer van 1974. The Allman Brothers hielden dan wel een tijd op met bestaan, maar in 1990 werden alle ruzies en rechtszaken, zo gaat dat in de VS, weer bijgelegd en met nieuwe leden zoals het zeer jonge gitaarfenomeen, Derek Trucks, neef van Butch, de drummer, en ace-gitarist Warren Hayes, beleefde de groep een 2de jeugd en werd een zeer gerespecteerde live band, die tenslotte afscheid nam in oktober 2014 van hun geliefkoosde NY-se publiek in het fabled Beacon Theatre op Broadway. The Road Goes On Forever … Uit die laatste periode, een unieke akoestische versie, met de oorspronkelijke gitarist en componist van de song, Dickey Betts en jonkie Warren Haynes.
We chillen dan naar af met nog een track van de jongste cd uit 2019 van David Gilmore, ‘From Here To Here’, uit op het kleine, Nederlandse indie-label Criss-Cross.
Meer lezen: ‘Skydog: The Duane Allman Story’ van Randy Poe (Backbeat Books, San Francisco, 2006) en ‘Please Be With Me – A Song For My Father, Duane Allman’ van Galadrielle Allman, zijn dochter die pas 2 was wanneer haar vader stierf (Spiegel & Grau, NYC, 2014). Meer zien en horen: https://www.youtube.com/watch?v=hd66VD1zm9M , een gefilmde versie van IMOER en nog veel meer wanneer je ‘Allman Fillmore 1970’ opvraagt.
BITCHES BREW REMOTE 31.10.2020
Wegens Corona-pech lukte het vorige week niet om u een noodrantsoen mee te geven. Deze week wél de volle 2 uur, weliswaar nog zonder commentaar (maar misschien denkt u: oef !). Daarom schrijven we die hier uit. We werken er aan …
Ik ben natuurlijk allang fan van Miles. Ik weet zelfs nog precies wanneer ik de eerste keer iets hoorde van hem. Het was een woensdagnamiddag in juni 1970, ik zat voor het open raam te doen alsof ik Latijn studeerde, de volgende dag hadden we daar ‘proefwerk’ van. Onze leraar wiskunde, die zelf een jazz-liefhebber was, had ons aangeraden eens naar ‘echte’ muziek te luisteren: de zijne, uiteraard. Hij vertelde ons dat er die dag om 5u op BRT 3 (het huidige Klara) een jazzprogramma voor ons bedoeld, werd uitgezonden: dat heette, gemakshalve, ‘Jazz Voor De Jeugd’. Door op het juiste moment aan de juiste knop te draaien op mijn transistorradiootje veranderde toen mijn leven. Niet meteen, eerst had de dj-van-dienst, ik denk, Sim Simons, het over Art Blakey, een razende drummer. Dat was al geen slecht begin. Dan kwam Charles Mingus, toen een naam in de folk muziek, omdat Pentangle wel op een mooie melodie van hem placht te ‘improviseren’, dat was ongehoord maar ik was me van geen kwaad bewust. En, toen … kwam ‘So What’, de bass en de piano-intro, en dan een zacht insisterende trompet unisono met een sax: 2 noten slechts, maar het was een epiphanie, om het maar zacht uit te drukken … Het wàs ook helemaal niet luid, zoals wij toen al gewoon waren, ook niet dramatisch … Eerder nadrukkelijk gewoon opgewekt, maar zónder glimlach, oproepend tot avontuur en halsreikend naar wat er achter de horizon lag … Het was me wel een stroomversnelling, zoals daar zijn in het leven, nietwaar ?
Er was een goede platenwinkel, ‘Grammofoonplaten Matthijs’, in het provinciestadje waar wij woonden, maar ik had het geld niet om elpees te kopen. We konden wel vynilplaten lenen per week in een plaatselijke afdeling van de Belgische Diskotheek, gehuisvest anderhalf uur lang op zaterdag in een bureau van de plaatselijke muziekschool. Dat koste 5 fr. (12 eurocent, x3, inflatiegewijs). Jan, mijn muziekvriend, had ‘Birth Of The Cool’ van Miles, afgaande op het toen al modieuse woord, aangevraagd. Die week kwam die dan in een doos uit de provinciehoofdstad, wel 25 km ver weg. Nu was het zo dat, als je de plaat terug bracht, die werd nagekeken op bijkomende schade, aan de hand van een kaartje erbij stak, waar de reeds aanwezige schade visueel of tekstueel aangeduid was. En zo gebeurde het dat Jan, de elpee moest overkopen, want er was veel schade bijgekomen. Dat was een ramp, want Jan had evenmin het geld – 80 franken (2 €) – en bovendien, de muziek was vroege Miles (1948, prehistorie, toen al), en niet de elektrische Miles die we wél lusten. Maar, na de nodige fondsen aan mijn ma te hebben gevraagd, zou ik – grootmoedig, als ik was – Jan uit de nood helpen en zelf de elpee kopen. Niet dat ik hem zo goed vond, maar een elpee voor zo’n lage prijs, met ‘Miles’ en ‘Cool’ op de kaft, dat was te mooi om te laten liggen. Ook toen al, liepen we met dat soort prestige-objecten onder de arm, bestudeerd nonchalant langs de mooie meisjes van de stad. En de schade ? Dat hebben we nooit goed begrepen, want de plaat zag er goed uit en ‘sloeg niet over’ (bleef niet haperen): meer moest dat niet zijn. Dat was in september 1971 en meteen ook het begin van mijn verzameling Miles, die ondertussen, een halve eeuw later, redelijk gigantisch is uitgegroeid.
De derde aanwinst, een jaar later, in de verzameling was dan – fenomenààl – een driedubbel-elpee: ‘The First Great Rock Festivals Of The Seventies – Isle Of Wight / Atlanta Pop Festival”. Het was de tijd van Woodstock, dat eerst tot ons geraakte met ook zo’n driedubbel mirakel. Misschien niet zo sfeervol als de Moeder Aller Festival, was die nieuwe, zo mogelijk, muzikaal nóg wel beter. En daar speelde de allerlaatste track zeker zijn rol als apotheose, zoals Jimi Hendrix’s ‘Star Spangled Banner’, uit de boxen knalde, nl. ‘Call It Anything’ van … Miles Davis. Alleen die titel al was opzienbarend cool. Gevraagd door Teo Macero, de producer die er ook bij was op het eiland, hoe de lange set-zonder-tussenpauzes moest heten, had Miles gezegd: ‘Call It Anything !’. Dat was spek naar onze bek: gewoon pure muziek zonder bijbetekenis, zuivere sound, no show and other bullshit … Dat album had ook een prachtige, spectaculaire foto, van de eerste écht grote rock-fotograaf Jim Marshall, op de uitgeklapte binnenhoes: in een rode ondergaande-zon gloed staat een groep hyper-geconcentreerd te spelen voor een onafzienbare menigte. Het was pas vele jaren later dat ik me realiseerde dat het ook Miles en zijn mannen, die vanuit een podiumpositie net achter hen, vastgelegd waren, vóór die 600.000 Europese hippies ! Het grootste publiek waar ze ooit zouden voor optreden …
De muziek zelf was herkenbaar én terzelfdertijd heel ongewoon: de sound was rocky, de muzikale creativiteit was improvisatie van de hoogste jazz-plank. Rock & Folk, het Franse muziektijdschrift, beschreef ze, in hun oktobernummer, zo :
‘Miles Davis fut, à son habitude, sombre et magnifique. Noir, austère, silencieux. Feu. L’ ancien compagnon de Charlie Parker, dans un festival pop. Miles Davis, plus jeune que tout le monde, plus grand aussi. S’ il y avait des prix à la fin du festival, lui et son groupe les rafleraient tous. Meilleur orchestre, meilleure soliste, meilleur batteur, bassiste, pianiste … Un morceau, long, pas assez, bâti sur d’inextricables figures rythmiques d’ou émergeait parfois l’ ébauche d’un tempo binaire, fond sonore fragmenté mais extraordinairement dense, enrichi par des entrelacs tissés par les deux claviers, opposés, fondus, et les percussions de Airto, le brésilien, des longues interventions fluides de Bartz, et – le contraste est éttonant – des courtes phrases torturées de Miles, hachées de silences aussi expressifs que les notes elles-mêmes. Et derrière, DeJohnette, grand qui jette un fond sonore bruissant, éclatant, invraisemblable de richesse et de swing. Miles Davis et son groupe firent passer sur Wight un grand bruit noir et rouge, et le public, fasciné, autant que dérouté, comprit qu’il se passait devant ses yeux, quelque chose de different, certes, mais aussi de très grand. Il acclama, encore et encore, mais Miles ne revint pas. Miles ne revient jamais.’
En, gij nu …
MILES DAVIS – Isle Of Wight, Afton Farm, 29.8.1970 :
– ‘Call It Anything: Directions – Bitches Brew – It’s About That Time – Sanctuary – Spanish Key – The Theme’ – 35’32”
Miles Davis: trumpet, Gary Bartz: sax, Chick Corea en Keith Jarrett: keyboards, Dave Holland: el. bass, Jack DeJohnette: drums & Airto Moreira: percussion.
En we gaan verder met: TERRI LYNE CARRINGTON + SOCIAL SCIENCE – Waiting Game (2019) -‘Dreams and Desperate Measures’ – 45’02”
Drums – Terri Lyne Carrington, Acoustic Bass – Esperanza Spalding, Guitar – Matthew Stevens, Piano, Keyboards – Aaron Parks, Saxophone, Electric Bass – Morgan Guerin.
Orchestrated By – Edmar Colón: Violin – David France, Layth Sidiq, Mimi Rabson, Flute & Alto Flute – Wendy Rolfe, Clarinet, Bass Clarinet – Matthew Stubbs & Cello – Jeremy Harman.
Vervolgens … GRATEFUL DEAD – Recorded live on April 26, 1972 at the Jahrhundert Halle, Frankfurt, Germany – ‘Cryptical Encevelopment’ – 36’29”
Jerry Garcia: lead guitar & vocals, Bob Weir: lead vocals & rhythm guitar, Ron ‘Pigpen’ McKernan: organ & vocals, Keith Godchauw: piano, Donna Godchaux: vocals, Phil Lesh: bass & vocals, and Billy Kreutzmann: drums.
We ronden af met: KRIS DAVIS & BILLY DRUMMOND – Duopoly (2016) – ‘Eronel’ – 5’28”
Kris Davis: piano & Billy Drummond: drums
contact: bitchesbrew@radioscorpio.be